Principe 7 - Maatgeving

14. Maatgeving.jpg

“Streef ernaar om morgen beter te zijn dan dat je gisteren was”

Claudia Eggelen-Lammerding - Coördinator regio 's-Hertogenbosch

Waarom  
In het kader van integrale kwaliteitsontwikkeling is het belangrijk om na te denken en uitspraken te doen over de eigen (interne) normstelling en ambitieniveaus (de zogenaamde verwachte/ situationele kwaliteit). Daarnaast zijn er ook externe standaarden en kwaliteitseisen zoals accreditatiekaders vanuit NVAO1 (de zogenaamde vereiste kwaliteit). Maatgeving kan helpen om de kwaliteit van activiteiten, instrumenten en aanpakken binnen het POS met elkaar te vergelijken. Maatgeving kan ook de (door)ontwikkeling van het POS faciliteren door systematisch te onderzoeken en in gesprek te gaan over de mate van realisatie en succes binnen de verschillende domeinen, regio’s of rollen. Door gezamenlijk te bepalen wat binnen het POS invloed heeft op de kwaliteitsontwikkeling investeren we in kwaliteitsbewustzijn en betekenisverlening. Het algemene doel is gericht op een systematische en structurele reflectie op de eigen kwaliteit én het in gezamenlijkheid werken aan een onderbouwde, beredeneerde kwaliteitsontwikkeling.

Het hoe
In de dagelijkse praktijk wordt in het POS maar in beperkte mate gewerkt met harde benchmarks of maatgeving. Zo’n aanpak zou ook haaks staan op de huidige ontwikkelingsgerichte filosofie. Wel is een set aan onderliggende kwaliteitsstandaarden vastgesteld en omschreven in een kritische reflectie. Deze standaarden (gericht op externe verantwoording) zijn opgesteld met het oog op accreditatie en kunnen daarmee ook dienen als indicatoren voor toetsing en maatgeving.

Acceptatie van verschillen in bijvoorbeeld de context (regio, schoolgrootte, ambitieniveau, historie), tempo en ontwikkelstadium is een belangrijk thema. Vanuit die gedachte is van uniformering en benchmarking dan ook geen sprake. Cyclische zelfevaluatie aan de hand van de ontwikkelscans is een passende illustratie van een ontwikkelingsgericht alternatief (vanuit interne verantwoording). Bestuurders, schoolteams en (opleidings)partners zijn aan de hand van zelfevaluaties, analyses van de opbrengsten en het voeren van de inhoudelijke dialoog zelf maatgevend binnen de eigen context. De opbrengsten van deze kwaliteitsaanpak worden vertaald in de verbeterplannen (PDCA’s) die voortvloeien uit de ontwikkelscans. In de ideale situatie worden de essenties uit de PDCA verwerven met het stichtings- en schoolbeleid en onderdeel ban de plancycli. De uitdaging ligt vervolgens in het komen tot beredeneerde bijstellingen en het delen van kennis, inzichten en succesvolle aanpakken binnen het POS.

 

1 Kijk hier voor meer informatie over de aanpak van het NVAO bij accreditatie (zie voor toelichting wijzigingen toezichtskader deze brief [PDF].

Good practices, instrumenten en werkwijzen


Dialoogvragen

Om het principe ‘maatgeving’ binnen de IKO op ontwikkelingsgerichte wijze in te zetten kan gebruik worden gemaakt van onderstaande dialoogvragen:

  • Hoe dragen de ontwikkelscans momenteel bij aan het vergroten van het zicht op de kwaliteit van de opleidingsscholen?
  • Hoe dragen inzichten uit de scans bij aan sturingsvragen op bestuursniveau?
  • Hoe krijgt planmatigheid vorm en welke kansen zie je?
  • Hoe verhouden de opbrengsten en inzichten uit de scans en PDCA’s zich tot de standaarden (op POS of bestuurlijk niveau)?
  • In welke mate zijn de ambitieniveaus van de opleidingsscholen bekend en ingebed in huidige overlegstructuren (bijvoorbeeld kwartaalgesprekken, directieberaad, leerkringen, …)?
  • Voor welke uitdagingen staan we als POS in het kader van maatgeving?
  • Hoe verhouden onze aanpakken zich tot externe factoren en ontwikkelingen?